jan 312010
 

Deel 2 verhaalt over de gebeurtenissen in Didam tussen januari 1797 en december 1799.

In het eveneens Gelderse ‘s-Heerenberg waren Abrahams voorvaderen generaties lang in dienst van de graven van Bergh geweest. Met de komst van de Bataafsche Republiek (1795 – 1806) kwam daar verandering in. Ook de gegoede familie de Both moest het nieuwe democratische systeem volgen. Deze omschakeling had grote consequenties voor het dagelijks bestaan. Nadat de jurist Abraham korte tijd als landschrijver en rigter in Didam werkzaam was geweest werd hij daar op 18 januari 1797 na een ‘democratische’ verkiezing eveneens tot drost benoemd. Daar maakte hij al snel kennis met Hendrik van Elsenbroek, eigenaar van een lakenfabriekje, en zijn vriendin Louise, weduwe von Münchhausen, die in Huis den Dijk woonden.

Huis den Dijk te Didam vóór de brand in 1887

Huis den Dijk te Didam vóór de brand in 1887

Op 29 mei 1799 overleed de R. K. pastoor Scheers van Didam. De ideeën van de Bataafsche Republiek werkten door in de benoeming van een nieuw plaatselijk kerkhoofd, dachten de nieuwe “burghers”. Zij stelden kapelaan Hendriksen voor. De oude aristocratie onder leiding van Gerrit Roemaat en Carel Herman van Nispen accepteerde dit niet. Zij kwamen met de behouden pastoor Jan Stam. Er ontbrandde een vinnige strijd tussen de Stammianen en de Hendriksianen, waarbij Abraham de zijde van de “burghers” koos en zijn functie benutte om deze strijd te kunnen winnen. Daar kwam zijn wens om benoemd te worden tot bestuurslid van het Departement van de Rhijn nog bij. Het waren roerige tijden in Didam. Zelfs in het kerkgebouw ging men met elkaar op de vuist. Daarbuiten gooiden onbekende vandalen de ruiten in van de huizen van de Hendriksianen.