“Diepenbrock”

 

Gegevens

Titel en ondertitel ‘DIEPENBROCK’, Vijf generaties ijzergieters van Diepenbrock & Reigers in Ulft – DRU
Auteur: Lied Deurvorst
Uitgever: Uitgeverij Verloren, Hilversum
Uitvoering: harde band, ca. 320 pagina’s, 40 zwart-wit en 40 kleurenillustraties, 115 grs mat MC papier
Publicatie: eind 2024

Voorwoord
Als nakomelinge van enkele stichters, vennoten/eigenaren van drie ijzergieterijen in de Achterhoek, zou ik toch met een gegoten, smetteloos wit geëmailleerde ijzeren lepel in de mond in de wieg moeten zijn gelegd. Niets is minder waar. Mijn vader, Zeno W.M. Deurvorst (1895-1944) overleed aan het einde van WO II toen ik een tiener was. Als reserveofficier was hij goed geïnformeerd geweest. Omdat hij van oordeel was, dat wij dit keer niet buiten deze oorlog zouden blijven en er in Nederland honger geleden zou worden, verplaatste hij zijn gezin in 1941 van Voorburg naar een hobbyboerderijtje in de veilige Achterhoek. Ook al woonden wij toen op zes kilometer afstand van Ulft, hij heeft ons kinderen in die oorlogsjaren slechts eenmaal naar Ulft doen fietsen. Dat heeft bij mij geen enkele herinnering achtergelaten. Hij vertelde ons niet, dat hij in de grote naar hem genoemde villa daar naast de toen stil liggende fabriek was opgegroeid, niet dat dit de vroegere fabriek van zijn familie was en zeker niet dat hij in dit directeurshuis de grootste teleurstelling van zijn nog jonge leven had gehad. Zelfs toen stond hem zijn verdriet het praten daarover nog in de weg. Hierover hoorde ik tientallen jaren later van mijn moeder, die wel oud werd, toen zij over Ulft en haar verlovingstijd vertelde.

Zelf op een leeftijd gekomen dat ik graag wilde weten wat voor mensen mijn voorouders waren, ben ik gaan zoeken, diep gaan zoeken, wel twintig jaar lang. Naar hun wijnhandels, hoe zij, rooms-katholieken van een vurig kaliber, steunpilaren werden van schuurkerkjes en vaak ook de bezitter van de ernaast gelegen profijtelijke herberg. Dit soort dingen interesseert op zijn best hun nazaten. Dit ligt anders met de IJzergieterij en Emailleerfabriek Diepenbrock & Reigers Ulft (DRU), waar mijn grootvader Franciscus Bernardus Deurvorst (1857-1931), ‘Ulftse Frans’ in dit boek, gedurende de vijftig jaar dat hij daar werkte, het aantal werklieden zag groeien van enkele tientallen naar ongeveer 700.

Onder elkaar sprak men in de familie over Diepenbrock, soms ’t fabriek of de hut. Het was een familiebedrijf dat centraal stond in hun levens. Zij waren er financieel van afhankelijk, het gaf hen status en het verschafte werk en vooral inkomsten aan opvolgende generaties. Ook hun vrouwen en dochters voelden zich er zeer mee verbonden. De naam van het bedrijf werd op de huwbare leeftijd aan hun namen van beschikbare bruiden, toegevoegd. Schoonvaders en schoonzonen werden er keer op keer financieel of anderszins bij betrokken. Aandeelhoudersvergaderingen waren familiereünies. Ruzie in ’t fabriek betekende ruzie in de familie. Hoe het toeging in een familiebedrijf heb ik kunnen ervaren als directiesecretaresse van een Twents familiebedrijf, een katoenspinnerij, waar de eigenaren, de familie De Monchy, als een der weinigen na WO II zorgzaam was voor zijn personeel. Dit uitte zich bijvoorbeeld door elf bussen van de Geldersche Tramwegen te huren en de werknemers praktisch kosteloos en zonder het opnemen van vakantiedagen de mogelijkheid te bieden om vier dagen met 500 personen −moeder de vrouw mocht ook mee− Duitsland in te trekken. Daar heb ik kennis gemaakt met personeelsvriendelijk bedrijfsbeheer en ook met balansen. De liefde van directeuren voor het bedrijf dat zij hadden geërfd was hen door hun voorouders ingeprent. Dat hield in dat het spinnen van katoen slechts een middel was om het welzijn van álle betrokkenen, directie, aandeelhouders en personeel, te bevorderen. Zo is het jaren onder het bewind van de drie broers Reigers en hun neef, Ulftse Frans, ook bij DRU gegaan, niet dat zij hun eigenbelang in de schaduw stelden, zoals uitgebreid en soms met ontsteltenis te lezen is.

Vanuit deze kennis heb ik de mensen achter Diepenbrock & Reigers, de door familiebanden hieraan verbonden IJzergieterij Vulcaansoord en de wijnhandel J.H. Deurvorst & Zoon in de tijd waarin zij leefden beter begrepen. Ik raakte al doende gefascineerd door zijdelings instromende familiebedrijven met oprichters die geweldige ondernemers bleken te zijn geweest. Er is van deze verslaglegging geen woord verzonnen. Alle nog nooit gepubliceerde feiten over DRU en de aanverwante bedrijven werden opgedoken uit landelijke, provinciale, plaatselijke, Bocholtse en heel weinig familiale archieven. De overlevering brengt zo nu en dan een onderhoudende component. De beherende vennoten deden hun werk zonder PA’s, zonder telefoon, zij schreven hun brieven met de hand, rekenden zonder enige rekenmachine, kenden elke werknemer bij naam en betaalden kleine en grote bedragen in contant geld tot op de halve cent nauwkeurig persoonlijk uit. Dat moet je er vooral ook bij denken als je dit leest.

Wat zou Ulftse Frans blij en trots zijn geweest, dat zijn levenswerk is uitgegroeid tot een bloeiend eigentijds industrie-park, een ontmoetingsplaats voor culturele en creatieve ontwikkeling. Ieder woord uit deze omschrijving was hem op het lijf geschreven. Hij was niet alleen fabrieksdirecteur met een streekaccent, hij was ook een bevlogen mecenas en grote vrind van de tekenaar en schilder Jan Toorop en diens vrienden. Tezamen met zijn vrouw Jacqueline Vonk de Both kocht hij tientallen grote en kleine kunstwerken, niet alleen privé, ook voor de fabriek. Na vijftig dienstjaren was hij op. Zijn hartenwens dat, al was het maar één van zijn vijf zoons, de fabriek na hem zou gaan leiden, was door zijn eigen toedoen niet in vervulling gegaan. Het eindigde in een verdrietig koningsdramaatje en na nog eens bijna dertig jaar tot de volledige uittocht van de nazaten van de drie eerste kopers. Toen was de ziel uit het bedrijf verdwenen en viel het geleidelijk in stukken uit elkaar.

Zutphen, voorjaar 2024

Het einde van een familiedynastie

Sommige families lukt het in hun familiebedrijf, waarin door vererving de financiële belangen versnipperen, een zodanige constructie op te zetten, dat de besten van hen zich zonder morren van de minder begaafden, succesvol voor het familiebedrijf mogen inzetten. Dat eist familiediscipline en brengt risico op familieruzies.

Uit hetgeen in dit boek ter sprake is gekomen, valt te concluderen dat de oorzaak van het einde van de familie-dynastie Diepenbrock-Reigers-Deurvorst in de eerste plaats bij de laatste telg, Frans Deurvorst, moet worden gezocht. De enige goede leider van een familiebedrijf is de sterke man met de onafhankelijke lange termijn visie op álle fronten, iemand die een sterke jonge leeuw opleidt en naast zich duldt. Daar schortte het hier niet aan. De jonge leeuwen waren er. Drie van zijn vijf zoons hebben in de rest van hun werkende levens de bewijzen geleverd, dat zij deze taak gezamenlijk aan hadden gekund. De moeilijkheid was dat zij op het moment dat zij er klaar voor hadden moeten staan, nog te jong waren, omdat hun vader pas op zijn 37e was getrouwd. Daar komt nog een reden bij. De zwakte van Frans was, dat hij zijn ogen sloot voor het feit dat hij een mededirecteur binnen had gehaald, die in deze zoons een bedreiging voor zichzelf zag en tijdens zijn ondermijnende acties door Frans niet werd teruggefloten. Frans wilde à tout prix en omwille van de lieve vrede, de harmonie tussen hen beiden bewaren, resulterend in het verwijt dat door zijn zoon Mel werd verwoord in de zin je hebt je nooit tegen Sassen kunnen verzetten. De notulen van de commissarissenvergaderingen op je in laten werkend, wordt duidelijk hoe Frans, vooral na zijn ongeluk, hoe langer hoe meer en beetje bij beetje zijn macht aan Sassen verloor, die wel een harde werker, maar geen rasondernemer was.

Geen enkele beslissing ligt onherroepelijk in één hand. Macht wordt altijd gedeeld en versterkt door onzichtbaren, die de heerser in leven houden. Onafhankelijk van de leider zouden in het geval DRU aandeelhouders en de door hen benoemde commissarissen hier een rol van betekenis hebben kunnen spelen. Nadat Zeno in 1935 door een meerderheid van aandeelhouders tot president-commissaris was gekozen, had hij de macht gekregen het bedrijf een kant op te sturen waardoor het behouden had kunnen worden. Zo hij dat al persoonlijk gewenst zou hebben, had hij pas stappen kunnen ondernemen wanneer de vrede in Europa weer getekend was. Het lot wilde, dat zowel zijn Oom Ru als hijzelf in 1946 niet meer in leven waren en er in de directie geen familienazaten meer werden opgenomen, hetgeen wel degelijk mogelijk was geweest maar noch door de directie noch door aandeelhouders als wens naar voren is gebracht.

Dan blijven als derden en laatste beslissingsbevoegden de aandeelhouders uit de familie over. De nazaten/aandeelhouders van de oorspronkelijke pachters hebben tot 1958, honderdachtenveertig jaar na de aankoop in 1810, hun invloed nog kunnen uitoefenen. Ten
gevolge van de aanstelling in 1972 van de drie laatste commissarissen, mannen die geen liefde hadden voor een bedrijf, waarmee zij geen persoonlijke binding hadden, werd de fabriek al afbrokkelend een speelbal op de financiële markten. De ziel was er uit gehaald; de fabriek ging ‘ter ziele’.